Hoeveel tijd verstreken was, wist ik niet, maar toen mijn tranen eenmaal opgedroogd waren, voelde ik me moe.
En met moe bedoelde ik zo moe, dat ik de vragen van Rafaël niet eens kon beantwoorden.
'Amara?' vroeg hij na een tijdje stilte. Als antwoord humde ik. 'Wil je slapen?' Hij keek me aan met een vragende blik en ik schudde mijn hoofd. 'Nee,' zei ik met schorre stem. 'Anders ga je weg.' mompelde ik erachteraan.
De frons verdween van zijn voorhoofd en hij glimlachte, waardoor ik de sprankeling in zijn ogen kon zien. 'Als je niet wilt dat ik weg ga, moet je het gewoon zeggen.' Terwijl hij me naar de bank begeleidde, lachte hij zachtjes. Ik raakte geïrriteerd, sloeg zijn arm van me weg en plofte neer op de bank. 'Niet lachen.'
Hij pakte de deken die half op de grond lag en plaatste die over me heen. 'Natuurlijk, Duiveltje.'
'Wat? Duiveltje? Kon je niets beters verzinnen?' vuurde ik. Hij haalde zijn schouders op, ging naast me zitten en ik plaatste mijn voeten op zijn schoot. Hij rees zijn wenkbrauwen, waarop ik alleen mijn schouders ophaalde. 'Vertel me iets, Rafaël.'
Hij leunde naar achteren en keek naar het plafond. 'Hmmm. Wat wil je weten?'
'Alles?'
(A/N: hehehehehhe ( ͡° ͜ʖ ͡°) control your mind BAHAHAHA OMG)
'Oké. Wil je mijn vleugel zien?' bood hij aan. Ik ging rechter op zitten en knikte. Hij sloeg zijn vleugels uit en bijna automatisch gingen mijn vingers naar het puntje toe, waar weer de zachte, donzige veren waren. Het was pijnlijk om terug te denken aan de stukken bot die uitstaken.
Rafaëls ogen schoten naar mij toe toen mijn vingers contact maakten met zijn vleugel. Zijn wangen werden rood en hij trok aan de hoodie. 'Ligt het aan mij of is het hier warm?' Ik lachte en trok mijn hand terug. 'Het ligt aan jou.' Ik gaf hem een speelse duw en hij liet zijn vleugels weer verdwijnen.
'Onzin.' Hij begon me te kietelen in mijn zij en ik gierde het uit. 'Hé!' Ik probeerde hem terug te kietelen, maar hij ontweek me behendig. 'Aaaah! S-stop,' smeekte ik toen ik moeite had met ademen.
'Nee, ik wil niet dat je stopt met lachen.'
Uiteindelijk was het me gelukt om hem te stoppen- door zijn handen naast zijn hoofd vast te pinnen. Ik leunde half over hem heen en ademde een keer diep in en uit. 'Je weet ook nooit van stoppen, Rafaël.' merkte ik hoofdschuddend op.
Ik liet hem los en wilde terug leunen, maar hij liet zijn arm om mijn middel glijden en hield me vast. Mijn ogen gleden onbewust over zijn gezicht heen.
Zo... perfect.
Ik voelde me comfortabel in zijn armen.
'Amara, kijk me aan?' Zijn gefluister klonk meer als een vraag.
Ik keek hem aan. Hij bestudeerde mijn ogen. 'Heb je je lenzen in?' vroeg hij na een tijdje.
Lenzen?
Wacht- lenzen.
Ik hapte naar adem en duwde mezelf van hem af. 'Oh!' riep ik uit wanneer hij me terug trok. 'Je hebt je lenzen niet in.' Het was geen vraag.
'I-ik,' stamelde ik. Wanneer was de laatste keer dat ik mijn lenzen had in gedaan? Waar had ik ze gelaten?
En nog belangrijker: hoe kon ik Rafaël aankijken?
'H-hoe...'
'Je hebt je kracht uitgeschakeld, denk ik... Tenminste, dat is hoe ik het zie.' Hij wreef nadenkend over zijn kin. 'Alleen snap ik niet hoe.'
Owen en Rafe.
En Feli.
Ik had ze ook aangekeken zonder lenzen.
Maar hoe kon het dat mijn kracht niet werkte?
'Ik neem aan dat die kracht zichzelf heeft uitgeschakeld. Weet je nog toen je die spreuk verbrak? Misschien is het zo dat die kracht plaats nodig had en daarom is de andere tijdelijk uitgeschakeld geweest.'
'En hoe zou ik het dan terug "aan" moeten zetten?' vroeg ik op een niet-begrijpende toon.
'Dat is iets wat je zelf moet uitzoeken.'
'Fantastisch.' mompelde ik met een oog rol. 'Ik vind het eigenlijk beter als het... zo is. Dan hoef ik niet bang te zijn om iemand per ongeluk te vermoorden, weet je', zei ik droogjes. 'Ja.' zei hij zachtjes. Hij bleef even stil voordat hij weer begon te praten.
'Wist je dat we nooit echt tegen je gelogen hebben?'
Waarover had hij het?
Wie was "wie"?
'Tenminste, ik heb geen idee wat Owen je heeft verteld... maar ik kan bijna met zekerheid zeggen dat wat we je hebben verteld, niet onjuist is. Bovendien, als-'
Voor de tweede keer vandaag, hoorde ik de deurbel. Fronsend keek ik Rafaël aan, die me aankeek met een vragende en verwarde blik. Schouderophalend stond ik op en liep naar de voordeur toe. Hij volgde me.
'Wie is het?' Ik deed de deur op een kier open en zag een gestalte staan, compleet zwart gekleed.
'Amara.' Mijn ogen werden groter toen ik die stem hoorde. 'Ik ben het, Owen.'
Ik zweeg.
'Ik heb Mara bij me...' ging hij ongemakkelijk verder, 'kunnen we misschien binnen komen?'
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Nog één hoofdstuk te gaan.
Het einde is in zicht.
Oh ja. Bij deze paragraaf kan je vragen stellen voor de Q/A, dus vraag maar raad! Je kan vragen stellen aan de personages in het boek, maar ook aan mij, de schrijfster.
A,D,I,O,S
xXx Jaani