Op de eenendertigste maart scheen de zon fel aan de lichtblauwe hemel en zongen de vogeltjes die zich tussen de bladeren van de beuken verschanst hadden hun mooiste liederen. Uzelf zou misschien verwachten dat de Blaubergenaars deze zonnige dag in hun achtertuin doorbrachten, genietend van het mooie weer, maar dat deden zij niet; ze liepen in een stoet door de straten, in hun zondagskleren, van het gemeentehuis naar de kerk. Terwijl zij nerveus door de straten beenden, baande een man in een rolwagen zich een weg door het woud van losliggende kasseien in de Groenstraat, helemaal achteraan de menigte. Grinnikend bedacht hij zich dat het leven niet vriendelijk was voor een rolstoelganger met haast, maar al vlug betrok zijn gezicht weer, omdat hij onbewust moest denken aan de brief die hij zojuist gelezen had.
Opeens joeg er een schok door zijn lichaam en hij werd bijna naar voren gekatapulteerd. "Godverdomme", siste Stan, toen hij zag dat het voorste wiel van zijn rolstoel vastzat in een put in de weg.
"Stan!" hoorde hij plots voor zich. Een man uit de menigte keerde zich om. "Wa is er gebeurd?"
Hij tuurde in de verte en zag de goedlachse dorpsfacteur, die voor de gelegenheid een grijs kostuum droeg, zijn richting uit waggelen. "Ik zit vast, da ziet ge toch? Als gij mij nu 'ns uit dees gat zoudt helpen en mij naar de kerk duwde, zou 'k da zeer vriendelijk vinden", bromde hij. Voor de bom hem zijn beide benen had afgenomen was hij koppig geweest en zou hij er zelfs nooit aan gedacht hebben hulp te vragen aan eender wie, maar de oorlog had daar verandering in gebracht; van de fiere heer die hij vroeger was, bleef niets meer over, en hij vroeg zich af of hij ooit weer gelukkig zou kunnen zijn.
Ondertussen was Louis bij hem aangekomen en nam hij de handvaten van de rolstoel vast. "Allé, ge moet Maria naar het altaar begeleiden. Ge moogt nie te laat komen", zei hij terwijl hij de rolstoel draaide zodat het wieltje loskwam uit de put, waar vroeger een kassei in had gelegen. De man duwde hem voort over de lege straat.
Stan loosde een diepe zucht.
"Wadist?"
De man schudde bedroefd het hoofd. "Die brief die ge me gisteren bezorgde... 't Was er een uit Engeland." Zijn hand verdween in de binnenzak van zijn colbert en hij haalde er enkele ritselende vellen uit, die hij aan zijn vriend overhandigde. Louis nam de brief aan en poogde te vertalen wat er in een net, krullerig handschrift te lezen was. Tegelijkertijd duwde hij Stans rolstoel verder.
Hoe meer de facteur las, hoe duidelijker de peinzende frons op zijn gelaat werd. Na een tijdje - ze hadden het kerkplein bijna bereikt en zagen dat alle andere dorpelingen al naar binnen gegaan waren - overhandigde hij de geschriften weer aan Stan. "Verdoeme", bromde hij en hij krabde aan zijn witte baard. "Stan, Maria mag hier niks van weten. Ik weet nie of ze da nieuws aankan op 'r trouwdag."
Stan schudde het hoofd, vouwde de brief netjes op en verborg hem weer in zijn binnenzak, waar hij veilig zou zijn voor de priemende blikken van nieuwsgierige dorpelingen. "Maakt u geen zorgen, 'k zeg 't pas na de mis."
"Nee, da moogt ge nie..."
Maar Stan onderbrak hem al. "Maria vermoedt het", antwoordde hij kort. "Z' hee 'em immers gezien in Auschwitz." Hij keek achterom, zodat zijn mosgroene ogen die van Louis ontmoetten, en hij schonk hem een geruststellende blik. "Maria moet het weten, ze verlangt al zo lang naar antwoorden op al 'r vragen. Wanneer ze hoort wa 'r met Ross gebeurd is, zal ze de kwestie eindelijk kunnen laten rusten, en kan z' aan een nieuw leven beginnen met Arnaud. Vertrouwt mij , Louis, ik weet wa da 'k doe."
*
Toen ze eenmaal de kerk bereikt hadden, stond Maria reeds ongeduldig op hen te wachten. Ze was gehuld in een bordeauxrode jurk - zoals destijds de mode was - die tot aan haar voeten reikte en zo haar graatmagere benen verhulde, haar lichtblonde haren waren gegroeid zodat ze elegant konden worden opgestoken met een vlinderspeld, en om haar hals droeg ze een gouden medaillon met een zilveren parel in het midden, een halsketting die al jaren van moeder op dochter werd doorgegeven binnen de familie Cools; ja, Maria was mooier dan ooit tevoren. Louis wenste de bruid veel geluk alvorens vlug de kerk binnen te glippen, en Stan stak zijn arm naar haar uit.
JE LEEST
Het Geslacht Vuil Gat
Historical FictionMaria Esselings en Arnaud Cools zijn tieners wanneer ze elkander aan het eind van de jaren '30 tegen het lijf lopen, maar meteen weten ze dat ze samen oud willen worden. Maria verlaat haar familie om bij het gezin van Arnaud te komen werken als dien...