Hoofdstuk 23

72 6 2
                                    

Een symfonie van vogelzangen, het krassen van een vulpen over de vergeelde bladzijden van een oud dagboek en het rinkelen van borden die op tafel gezet werden en bestek dat tegen elkaar klingelde uit de naburige huizen - de Kempenaren eten vroeg op de avond, moet u weten, maar van alle Kempenaren at het gezin Cools het vroegst - vulden de achtertuin van de Meulemanslaan 13, toen Maria aan het begin van juni 1965 op de witte tuinbank zat en peinzend haar blik neerwaarts had gericht. Op sommige momenten leek ze haar dagboek zo veel te willen zeggen dat haar rechterhand de snelheid van haar gedachten niet meer kon bijhouden, dan weer tilde ze haar pen op om zwijgzaam naar de tuinkabouter in het midden van het grasperk te staren. 

In de keuken deed Gilberte de afwas, en ze kon het niet laten af en toe een blik door het raam naar de hof te werpen; al zo lang zij het zich kon herinneren, had ze haar moeder in dat dagboek zien schrijven, en nooit had Gilberte durven vragen welke geheimen zij wel aan het papier maar niet aan haar gezin durfde toevertrouwen. Haar moeder leek wel in een eigen wereld te leven, die soms zoveel mooier was dan de wereld die Gilberte kende, maar die even later de werkelijkheid weer in donkerdere tinten kleurde. Gilberte vroeg zich af hoe ze dat ooit aan Maurice zou moeten uitleggen, als ze haar eigen moeder zelf nog niet eens kon doorgronden. 

Aan de keukentafel vulde haar vader een kruiswoordpuzzel uit de krant in. "Ha, die 's goe bedacht", hoorde Gilberte hem mompelen. De man grinnikte luidop, legde tevreden zijn handen op zijn buik en vroeg: "Gilleke, moet ge nu 'ns horen wa 'k gevonden heb?"

Ze liet de spons drijven op het watervlak en schudde haar handen droog. "Allé, zeg 't 'ns", grijnsde ze, terwijl ze met haar achterwerk tegen het aanrecht leunde en haar armen over elkaar sloeg. 

Voor hij de kans kreeg de oplossingen voor te lezen, werd de zomerse kalmte bruut verstoord door een woest gebrom uit de hemel. Gilberte keek ogenblikkelijk op; het bleek slechts een vliegtuig dat het helderblauwe uitspansel doorkruiste. Op datzelfde ogenblik keek ook Arnaud naar buiten, al werd zijn aandacht niet getrokken door de lucht - wel door zijn echtgenote, die haar dagboek op de grond had laten vallen en ineenkromp. Gilbertes vader legde abrupt zijn krant neer en snelde door de openstaande achterdeur naar buiten. 

Gilberte bleef roerloos in de keuken staan. 

"Maria, meisje, wa scheelt er?" vroeg haar vader en hij knielde neer voor de tuinbank.

De handen van haar moeder beefden als koren, gekweld door het gevaar van een naderende ploeg, en ze staarde verloren in de leegte met haar door oude herinneringen verdoofde ogen, alsof het verleden haar opslokte en zich talloze gruwelen voor haar ogen ontsponnen die enkel zij kon zien. 

"Maria, ge zijt daar nie, 't was maar een vliegmachien." Gilberte hoorde zijn stem trillen.

Tranen welden op in de ogen van haar moeder. De vrouw hield haar adem in; zo bleek als de winter die zij zo vreesde was plots haar gelaat. Gilberte herkende haar eigen moeder haast niet meer.

"Het is zomer, Maria, 't is warm," - kippenvel verbreidde zich over haar blote armen - "hoort ge de vogels nie fluiten? Allé, ademt rustig in en uit. Ik doe wel met u mee", zei Gilbertes vader, en hij legde geruststellend zijn hand op haar moeders bovenbeen. 

Die aanraking verdreef plotsklaps de donkere mist uit haar ogen. "Blijf weg!" gilde ze en als door de loop van een geweer opgejaagd sloeg ze zijn hand ruw van zich af.

Gilberte hapte naar adem van achter het veilige keukenraam. Ze zag hoe haar moeder achteruitdeinsde, met haar rug naar Gilbertes vader bleef staan en haar door doodsangst versmachte gelaat verborg achter haar nog steeds bevende handen, als waren zij vreemden - neen, vijanden - voor elkander. De vogels floten niet langer zo vredig, en een kille bries joeg door de achtertuin. De grijns van de tuinkabouter had thans iets macabers.  

Het Geslacht Vuil GatWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu