Is dit je eerste Mac?
Als dit je eerste Mac-computer is, lees je hier nuttige informatie om direct aan de slag te kunnen, vooral als je gewend bent om met Windows te werken.
Het bureaublad. Het bureaublad is waar je al je werk doet en waar je snel apps kunt openen, zoekopdrachten kunt uitvoeren en bestanden kunt ordenen.
Op het bureaublad vind je het volgende:
De menubalk: Boven in het scherm staat altijd de menubalk voor het bureaublad of de actieve geopende app. De menu's gebruik je om opties te vinden en taken in apps uit te voeren. Zie Bureaublad en menubalk op je Mac voor informatie over de onderdelen in de menubalk, zoals het Apple-menu en het Help-menu.
Het Dock: Het Dock is vergelijkbaar met de taakbalk en het Start-menu in Windows en wordt onderaan het bureaublad weergegeven (je kunt wijzigen waar het wordt weergegeven in Systeeminstellingen). In het Dock kun je eenvoudig zien welke apps geopend zijn en kun je je favoriete apps snel openen. Om een app te openen, klik je op het symbool ervan in het Dock. Je kunt apps ook openen vanuit Launchpad. Zie Het Dock op de Mac.
De Finder: Klik op in het Dock om de Finder te openen. In de Finder orden en zoek je je bestanden (vergelijkbaar met de Verkenner in Windows). Gebruik de knoppen boven in het Finder-venster om in te stellen hoe je bestanden worden weergegeven: als symbolen , in een lijst , in kolommen of in een galerie . Welke weergave je ook kiest, je kunt een bestand selecteren en op de spatiebalk drukken om snel een voorvertoning van het bestand te bekijken zonder het bestand te openen. Zie De Finder op de Mac.
Het Spotlight-menu: Met Spotlight kun je naar alles op je Mac zoeken, zoals documenten, contactgegevens, e‑mailberichten, enzovoort. Je kunt er ook apps mee starten en op het internet mee zoeken. Om Spotlight te openen, klik je op rechtsboven in het scherm of druk je op Command spatiebalk. Zie Spotlight op de Mac.
Systeeminstellingen: Systeeminstellingen is vergelijkbaar met het Configuratiescherm in Windows. Hier kun je instellingen voor je Mac aanpassen, zoals het bureaublad, het Dock, het beeldscherm, Bluetooth, het netwerk en nog veel meer. Zie Systeeminstellingen op de Mac.
Het toetsenbord en de trackpad. De Command-toets op de Mac is over het algemeen hetzelfde als de Control-toets in Windows. Je gebruikt bijvoorbeeld Command C en Command V om te kopiëren en te plakken. De Return-toets op de Mac is hetzelfde als de Enter-toets in Windows. De Delete-toets is hetzelfde als de Backspace-toets. Om voorwaarts te wissen, druk je op Fn Delete.
Een lijst van de toetscombinaties voor de Mac en de verschillen tussen het Mac- en Windows-toetsenbord vind je in het Apple Support-artikel Tips voor mensen die overstappen van Windows naar Mac. Zie ook Windows-toetsen op een Mac-toetsenbord. Zie Toetscombinaties op de Mac voor meer toetscombinaties in deze handleiding.
Apps installeren. Je kunt apps downloaden uit de App Store of via het internet. Als je een app van het internet downloadt, krijg je een schijfkopiebestand (waarvan de naam eindigt op .dmg) of een pakketbestand (.pkg). Om de app te installeren, zoek je het .dmg- of .pkg-bestand in de map 'Downloads', klik je er dubbel op en volg je de instructies op het scherm. Nadat je de app hebt geïnstalleerd, wordt je gevraagd of je het schijfkopiebestand of het pakketbestand wilt verwijderen.
Om een app te verwijderen, zoek je de app in de map 'Apps' in de Finder en sleep je de app naar de prullenmand. Sommige apps hebben een hulpprogramma om de installatie te verwijderen. Daarmee kun je de app en alle bijbehorende bestanden verwijderen. Zie Apps installeren en verwijderen.
Vensters maximaliseren, minimaliseren en sluiten. Je kunt meerdere vensters voor een app tegelijk open hebben. Met de knoppen linksboven in een venster kun je het venster groter en kleiner maken en sluiten.
Klik op of druk op Command W om het venster te sluiten maar de app open te laten. Druk op Option Command W om alle geopende vensters van een app te sluiten. Druk op Command Q om de app te stoppen.
Klik op om een venster te minimaliseren (of druk op Command M). Als je een venster minimaliseert, blijft de app geopend maar wordt het venster verkleind tot een symbool rechts in het Dock. Klik op het symbool om het venster weer op de vorige grootte weer te geven.
Klik op om de app schermvullend weer te geven. Om een venster te maximaliseren, houd je de Option-toets ingedrukt en klik je op de knop. Of houd de aanwijzer op de knop om meer opties weer te geven, bijvoorbeeld om vensters naast elkaar te rangschikken. Druk op de Esc-toets om het venster weer op de vorige grootte weer te geven.
Vensters verplaatsen. Sleep het venster aan de titelbalk naar de gewenste locatie. Sommige vensters kunnen niet worden verplaatst. Zie Vensters op de Mac beheren.
Schakelen tussen appvensters. Druk op Command Tab om snel terug te gaan naar de vorige app. Als je meerdere appvensters open hebt, houd je de Command-toets ingedrukt en druk je op Tab om symbolen voor alle geopende apps te zien. Blijf de Command-toets ingedrukt houden en druk op Tab (of de pijltoetsen) om langs de verschillende apps te gaan en de app te selecteren die je actief wilt maken. Laat de Command-toets los om aan de slag te gaan in de actieve app.
Een schermafbeelding maken. Druk op Command Shift 5 om het hulpprogramma Schermafbeelding te openen. Zie Een schermafbeelding maken op de Mac.
Laat Siri taken voor je uitvoeren. Om Siri te activeren op de Mac Pro, klik je op of in de menubalk. Je kunt ook "Hé, Siri" of "Siri" zeggen als die optie is ingeschakeld en daarna je vraag stellen. Je kunt ook de dicteer-/Siri-toets (F5) op het Magic Keyboard ingedrukt houden of de toetscombinatie gebruiken die je in de Siri-instellingen hebt geselecteerd. Je kunt Siri vragen om een map te openen, een app te starten, het scherm helderder te maken en nog veel meer. Zie Siri op de Mac.
Je Mac met je iPhone, iPad en Apple Watch gebruiken. Als je op al je Apple apparaten inlogt bij dezelfde Apple Account, kun je heel eenvoudig bestanden en foto's delen, documenten bewerken, e‑mail en telefoontjes beantwoorden en tekstberichten tussen je apparaten versturen. Zie iCloud gebruiken met je Mac Pro.
Meer informatie. Zie De namen van componenten en andere onderdelen op de Mac en het Apple Support-artikel Toetscombinaties op een Mac.