kanonisch

kanonisch (język niemiecki)

wymowa:

IPA: [kaˈnoːnɪʃ] ​

znaczenia:

przymiotnik

(1.1) kanoniczny

odmiana:

(1.1)

(zob. deklinacja przymiotnikowa)		liczba pojedyncza			liczba mnoga
przypadek	deklinacja	m	ż	n	m ż n
Nom.	słaba mieszana mocna	der kanonische ein kanonischer kanonischer	die kanonische eine kanonische kanonische	das kanonische ein kanonisches kanonisches	die kanonischen kanonischen kanonische
Gen.	słaba mieszana mocna	des kanonischen eines kanonischen kanonischen	der kanonischen einer kanonischen kanonischer	des kanonischen eines kanonischen kanonischen	der kanonischen kanonischen kanonischer
Dat.	słaba mieszana mocna	dem kanonischen einem kanonischen kanonischem	der kanonischen einer kanonischen kanonischer	dem kanonischen einem kanonischen kanonischem	den kanonischen kanonischen kanonischen
Akk.	słaba mieszana mocna	den kanonischen einen kanonischen kanonischen	die kanonische eine kanonische kanonische	das kanonische ein kanonisches kanonisches	die kanonischen kanonischen kanonische
stopień wyższy (Komparativ) kanonischer- przypadek deklinacja liczba pojedyncza liczba mnoga m ż n m ż n Nom. słaba mieszana mocna der kanonischere ein kanonischerer kanonischerer die kanonischere eine kanonischere kanonischere das kanonischere ein kanonischeres kanonischeres die kanonischeren kanonischeren kanonischere Gen. słaba mieszana mocna des kanonischeren eines kanonischeren kanonischeren der kanonischeren einer kanonischeren kanonischerer des kanonischeren eines kanonischeren kanonischeren der kanonischeren kanonischeren kanonischerer Dat. słaba mieszana mocna dem kanonischeren einem kanonischeren kanonischerem der kanonischeren einer kanonischeren kanonischerer dem kanonischeren einem kanonischeren kanonischerem den kanonischeren kanonischeren kanonischeren Akk. słaba mieszana mocna den kanonischeren einen kanonischeren kanonischeren die kanonischere eine kanonischere kanonischere das kanonischere ein kanonischeres kanonischeres die kanonischeren kanonischeren kanonischere
stopień najwyższy (Superlativ) kanonischst- przypadek deklinacja liczba pojedyncza liczba mnoga m ż n m ż n Nom. słaba mieszana mocna der kanonischste ein kanonischster kanonischster die kanonischste eine kanonischste kanonischste das kanonischste ein kanonischstes kanonischstes die kanonischsten kanonischsten kanonischste Gen. słaba mieszana mocna des kanonischsten eines kanonischsten kanonischsten der kanonischsten einer kanonischsten kanonischster des kanonischsten eines kanonischsten kanonischsten der kanonischsten kanonischsten kanonischster Dat. słaba mieszana mocna dem kanonischsten einem kanonischsten kanonischstem der kanonischsten einer kanonischsten kanonischster dem kanonischsten einem kanonischsten kanonischstem den kanonischsten kanonischsten kanonischsten Akk. słaba mieszana mocna den kanonischsten einen kanonischsten kanonischsten die kanonischste eine kanonischste kanonischste das kanonischste ein kanonischstes kanonischstes die kanonischsten kanonischsten kanonischste

przykłady:

składnia:

kolokacje:

synonimy:

antonimy:

hiperonimy:

hiponimy:

holonimy:

meronimy:

wyrazy pokrewne:

rzecz. Kanon m, Kanonisierung ż, Kanonik ż, Kanoniker m

czas. kanonisieren

związki frazeologiczne:

etymologia:

uwagi:

źródła: