zengen
Uiterlijk
- zen·gen
- In de betekenis van ‘schroeien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1415 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zengen |
zengde |
gezengd |
zwak -d | volledig |
zengen
- beschadigen door blootstelling aan hitte zonder vuurverschijnselen
- De hoedenmakers zengen de hoeden, wanneer zij, door middel van brandend stroo, of iets anders, denzelven de langste haren benemen.[2]
- Let op: schade veroorzaakt door schroeien, zengen en smelten is op deze verzekeringen vaak niet gedekt.
- Het woord zengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zengen" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "zengen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Nederduitsch taalkundig woordenboek
Petrus Weiland 1811 - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be