Naar inhoud springen

zaan

Uit WikiWoordenboek
  • zaan
enkelvoud meervoud
naamwoord zaan -
verkleinwoord - -

de zaanv / m

  1. room.
    • Kunt u mij de zaan even aangeven? 
59 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zaan
-
-
onvolledig volledig

zaan

  1. (Hooglimburgs) beleefdheidsvorm van zeen (betekenis 6 t/m 9).