witglas

Nederlands

witglas

Uitspraak

• Geluid:  witglas    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• wit·glas

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  wit bn  en  glas zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	witglas
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het witglas o

1. ondoorzichtig, wit gekleurd glas

   • Schoenenzaak Sooco aan de Langestraat heeft de moed opgegeven het glas-in-lood te vervangen. Gezien de kosten is gekozen voor het goedkopere witglas.  
   • De spiegels zijn gemaakt van witglas, gecoat met zilver.  

Synoniemen

• melkglas, matglas

Vertalingen

    1.   

Engels: flint (en), white flint (en)

Gangbaarheid

• Het woord witglas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "witglas" herkend door:

90 %	van de Nederlanders;
85 %	van de Vlamingen.