weerlicht
Uiterlijk
- weer·licht
- In de betekenis van ‘bliksem’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
- samenstelling van weer en licht [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weerlicht | weerlichten |
verkleinwoord | weerlichtje | weerlichtjes |
- lichtverschijnsel door elektrische ontlading (bliksem) bij onweer op afstand, waarbij de donder niet hoorbaar is.
vervoeging van |
---|
weerlichten |
weerlicht
- onpersoonlijke tegenwoordige tijd van weerlichten
- Het woord weerlicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weerlicht" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "weerlicht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ weerlicht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be