voorlichten
Uiterlijk
- Geluid: voorlichten (hulp, bestand)
- voor·lich·ten
- samenstelling van voor bw en lichten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorlichten |
lichtte voor |
voorgelicht |
zwak -t | volledig |
voorlichten
- overgankelijk iemands pad belichten, bijschijnen
- Ze slofte de donkere gang door en met de kandelaar in de hand lichtte zij mij voor. [1]
- overgankelijk iemand instructie geven, leren hoe met iets omgegaan moet worden
- De gedupeerden vinden dat ze onvoldoende zijn voorgelicht over de risico's van die beleggingen.
- [2] voorlichten over
2. iemand instructie geven, leren hoe met iets omgegaan moet worden
de voorlichten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord voorlicht
- Het woord voorlichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorlichten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ blz 142, De stille man
door Albert Van Hoogenbemt
Uitgegeven door Querido, 1938 ISBN 90-5240-543-3 - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %