voetenplank
Uiterlijk
- Geluid: voetenplank (hulp, bestand)
- voe·ten·plank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetenplank | voetenplanken |
verkleinwoord | voetenplankje | voetenplankjes |
- plank waarop men de voeten kan laten rusten
- ▸ Hij zag juffrouw Gonna aan de hals van haar moeder hangen, meester van Houten instappen ook, de koffer in de voetenplank beuren bij Nijs.[1]
- ▸ De stoel mist wel wat persoonlijke dingen, zoals haar tassen, schapenvacht en de voetenplank is wat krom. Alsof vandalen er een plezierritje mee hebben gemaakt. Dat moet de politie uiteindelijk uitwijzen.[2]
- ▸ Omwonenden zagen dat de twee vrouwen met hun scootmobiel meermaals tegels meenamen. Ze legden de tegels op de voetenplank van de scootmobiel en reden ermee weg.[3]
- Het woord 'voetenplank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317
- ↑ Weblink bron Petra Vogel en Erik Luiten“Gestolen rolstoel van Anja gevonden: 'Als ik het kon, had ik een gat in de lucht gesprongen'” (05-03-2018,), Tubantia
- ↑ Weblink bron Roel Lutkenhaus“Vrouwen stelen 131 tegels met scootmobiel” (29-06-2011), Tubantia