viscose
Uiterlijk
- vis·co·se
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘grondstof voor kunstvezels’ voor het eerst aangetroffen in 1907 [1]
- uit het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viscose | |
verkleinwoord |
- (scheikunde) een stroperige organische vloeistof die wordt gebruikt bij de productie van rayongarens en cellofaan, natriumzout van cellulosexanthaat
- Viscose is een stroperige vloeistof die uit bomen wordt gewonnen en gebruikt wordt bij de productie van garens. Jaarlijks zouden zo'n 70 miljoen bomen worden omgehakt voor de productie van viscose.[4]
- Je zal ook zien dat kleuren in verschillende materialen anders overkomen. Een kleur in een platte katoen zal minder mooi overkomen als dezelfde kleur in een wol, zijde, viscose of suède.[5]
- De keten investeert daarvoor bijvoorbeeld in nieuwe recyclingtechnieken, zoals re:newcell. Katoen, viscose en andere cellulose vezels worden tot een soort - duurzaam - pulp gemalen en hergebruikt als een nieuwe vezel in textielproducties.[6]
1.
- Het woord viscose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viscose" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "viscose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ viscose op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 08 apr. 2014
- ↑ de Telegraaf 04 jan. 2016
- ↑ Tubantia Yildiz Celie 16-OKTOBER-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be