virus
Uiterlijk
- vi·rus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | virus | virussen |
verkleinwoord | virusje | virusjes |
het virus o
- (biologie) (medisch) ziekteverwekker die veel kleiner is dan een bacterie
- Hij heeft een virus te pakken gekregen.
- (informatica) klein en gevaarlijk softwareprogramma dat zichzelf gemakkelijk van de ene naar de andere computer verspreidt en de besturing daarvan gedeeltelijk of geheel overneemt
- Het virus op mijn computer dat mijn systeem steeds doet crashen heet Windows-98
- [2] computervirus
- [1] zie de categorie: Virussen in het Nederlands
- [2] Trojaans paard, trojaan, worm
1. (biologie) een ziekteverwekker die veel kleiner is dan een bacterie
2. (informatica) een computervirus
- Het woord virus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "virus" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "virus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ virus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | virus | virusse |
- Leenwoord uit het Latijn
virus
- (biologie)(medisch) virus; een ziekteverwekker die veel kleiner is dan een bacterie
- (informatica) virus; een computervirus
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /ˈvaɪɹəs/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
virus | viruses, vira |
virus
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
virus | le virus | virus | les virus |
virus m
- vi·rus
virus m
- IPA: /viːrys/ (Etsbergs)
virus m
- virus
- «Es se besmèt bös mid 'ne virusse, mós se döks i mónniksdoearje.»
- Als je besmet bent met een virus, moet je vaak in quarantaine.
- «Es se besmèt bös mid 'ne virusse, mós se döks i mónniksdoearje.»
enkelvoud | meervoud | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | |
nominatief | virus | - | viruske | - | virusser | - | viruskes | - |
genitief | virussès | - | viruskes | - | virusser | - | viruskes | - |
locatief | virusses | - | virusseske | - | virussese | - | virusseskes | - |
datief | virusse | - | viruske | - | virusser | - | viruskes | - |
accusatief | virus | - | viruske | - | virusser | - | viruskes | - |
virus
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /'biɾus/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
virus | virus |
virus m
- IPA: /vɪrʊs/
- vi·rus
- Leenwoord uit het Latijn
- (biologie)(medisch) virus; een ziekteverwekker die veel kleiner is dan een bacterie
- (informatica) virus; een computervirus
- «WannaCry útočí úplně stejně jako drtivá většina ostatních vyděračských virů, které jsou označovány souhrnným názvem ransomware.»
- WannaCry valt net als de overgrote meerderheid van andere chantage-virussen aan, die bekend staan onder de verzamelnaam ransomware.
- «WannaCry útočí úplně stejně jako drtivá většina ostatních vyděračských virů, které jsou označovány souhrnným názvem ransomware.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | virus | viry / virusy |
genitief | viru / virusu | virů / virusů |
datief | viru / virusu | virům / virusům |
accusatief | virus | viry / virusy |
vocatief | vire / viruse | viry / virusy |
locatief | viru / virusu | virech / virusech |
instrumentalis | virem / virusem | viry / virusy |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Virussen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Biologie in het Afrikaans
- Medisch in het Afrikaans
- Informatica in het Afrikaans
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Woorden in het Italiaans
- Woorden in het Italiaans van lengte 5
- Zelfstandig naamwoord in het Italiaans
- Onverbuigbaar zelfstandig naamwoord in het Italiaans
- Woorden in het Limburgs
- Woorden in het Limburgs met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Limburgs
- Woorden in het Schots
- Zelfstandig naamwoord in het Schots
- Biologie in het Schots
- Medisch in het Schots
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 5
- Woorden in het Spaans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Biologie in het Tsjechisch
- Medisch in het Tsjechisch
- Informatica in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch