viefheid
Uiterlijk
- vief·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viefheid | viefheden |
verkleinwoord |
de viefheid v
- het nog jeugdig en levendig zijn van een ouder persoon
- Het woord 'viefheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viefheid" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be