verwendheid
Uiterlijk
- Geluid: verwendheid (hulp, bestand)
- ver·wend·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verwendheid | |
verkleinwoord |
de verwendheid v
- het al te zeer gewend zijn alles te krijgen wat men wil
- ▸ Hun vrouwen - dat was Quispel niet ontgaan - speurden met ietwat samengeknepen ogen Zwanets gezicht en houding af naar tekenen van verwendheid, van behaagzucht.[2]
- ▸ Ingetogen en niet tevreden over zichzelf stapte Oleksandr Zinchenko (20) gisteravond de kleedkamer uit na de verrassende winst van Jong PSV op koploper VVV (2-1). De mimiek van de huurling van Manchester City had niets met verveeldheid, hooghartigheid of verwendheid te maken, integendeel.[3]
- Het woord verwendheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Zinchenko wil meer dan winnen alleen” (07-02-2017), Tubantia