vervalste
Uiterlijk
- ver·vals·te
vervoeging van |
---|
vervalsen |
vervalste
- enkelvoud verleden tijd van vervalsen
- Ik vervalste.
- Jij vervalste.
- Hij, zij, het vervalste.
- Ik vervalste.
- verbogen vorm van vervalst, voltooid deelwoord van vervalsen
- ▸ Bijna 20 miljoen euro wilde ze lenen. Ze kon een (vervalste) kredietbrief van de UBS Bank in Zwitserland overleggen en toonde rekeningoverzichten waarop haar ‘vermogen’ stond, staat in de aanklacht te lezen schrijft persbureau AP.[1]
- Het woord vervalste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Marlies van Leeuwen“‘Miljonairsdochter’ blijkt meesteroplichter” (27-03-2019), Tubantia