veruiterlijken
Uiterlijk
- ver·ui·ter·lij·ken
veruiterlijken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
veruiterlijken |
veruiterlijkte |
veruiterlijkt |
zwak -t | volledig |
- zoveel nadruk leggen op de uiterlijke vormgeving dat de eigenlijke innerlijke waarde verloren dreigt te gaan
- Het miskennen van die ideologische, ik zou bijna zeggen, demonische lading van nostalgie is wat ik de reformatorische Ot en Sienmodeontwerpers verwijt. Wat die ideologische kant dan inhoudt? Dat een periode met al zijn waarden en normen wordt weggezet als definitief voorbij zijnd, onbereikbaar, niet meer relevant. Je kunt er hoogstens nog naar terugverlangen, haar naspelen, er met elkaar om lachen. En de meest effectieve manier om dat lachwekkende ervan te tonen is door heel die periode te veruiterlijken: kijk eens in wat voor rare pakjes ze toen liepen. [2]
- Je kunt in de Bijbelmovies ook een sarcastisch commentaar zien op de neiging om alles te veruiterlijken en in te korten tot 140 tekens of minder. En als satire is het dan best geslaagd. [3]
- Het woord veruiterlijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 19-06-2008 Ot en Sien
- ↑ NRC Hans Beerekamp 1 maart 2012 Voortschrijdend inzicht treft bijbel en dorpspedo