verpachten
Uiterlijk
- Geluid: verpachten (hulp, bestand)
- IPA: /vər.ˈpɑχ.tə(n)/
- ver·pach·ten
- In de betekenis van ‘in pacht geven’ voor het eerst aangetroffen in 1280 [1]
- van pachten met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verpachten |
verpachtte |
verpacht |
zwak -t | volledig |
verpachten
- huur ontvangen voor het vergeven van het recht om een stuk land te gebruiken dat aan jouzelf toebehoort
1. huur ontvangen voor het vergeven van het recht om een stuk land te gebruiken dat aan jouzelf toebehoort
- Het woord verpachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verpachten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "verpachten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %