verkrachtbaar
Uiterlijk
- ver·kracht·baar
- Naamwoord van handeling van verkrachten met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verkrachtbaar | verkrachtbaarder | verkrachtbaarst |
verbogen | verkrachtbare | verkrachtbaardere | verkrachtbaarste |
partitief | verkrachtbaars | verkrachtbaarders | - |
verkrachtbaar
- (verouderd) met geweld inneembaar
- Derhalven, vindende alle toegangen der stadt gestopt, besluyt hy eenen torn op 's vyands borstweeren, en proef te doen, oft ze verkrachtbaar waaren; al zoud' het hem 't beste deel van zynen volke kosten. [1]
- geschikt of in een positie om verkracht te worden
- Nu hun bescherming was weggevallen voelden zij zich erg verkrachtbaar.
- Het woord 'verkrachtbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Berghens ontzet mislukt blz 85
Hooft en Huygens: keur uit beider werken
Pieter Corneliszoon Hooft, Constantijn Huygens
Edit Pieter Hendrik Moerkerken
Uitgever Van Druten, 1887