vergeling
Uiterlijk
- ver·ge·ling
- Naamwoord van handeling van vergelen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vergeling | vergelingen |
verkleinwoord |
de vergeling v
- het geel worden, m.n. door veroudering
- De vergeling van het papier.
- Het woord vergeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vergeling" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be