veranderlijkheid
Uiterlijk
- ver·an·der·lijk·heid
- afleiding van veranderlijk met het achtervoegsel -heid [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veranderlijkheid | veranderlijkheden |
verkleinwoord |
de veranderlijkheid v
- het (snel) kunnen veranderen
- Mijn geachte tegenvoeter lijkt ook niet veel oog te hebben voor de snelle veranderlijkheid van de kiezersgunst in de laatste twintig jaar. De VVD van Rutte stond anderhalf jaar geleden op twaalf zetels in de peilingen, vijf minder dan de PvdA van Cohen nu. Partijvoorzitter Opstelten werd half voor gek verklaard, toen hij in die periode de ambitie uitsprak 35 zetels te halen. [3]
- "Zijn schrikwekkend vermogen zich onophoudelijk te vernieuwen, te 'renoveren' dus, is in tegenspraak met alle wetten van jong zijn en oud worden," schreef de fameuze journalist en auteur Joseph Roth toen hij in 1929 de Kurfürstendamm bezocht. "Onveranderlijk is zijn veranderlijkheid. Lankmoedig is zijn ongeduld, volhardend zijn onbestendigheid." Zo is het, weten we nu, niet alleen met de Kurfürstendamm, maar met héél Berlijn. [4]
- iets dat snel verandert
1. het (snel) kunnen veranderen
- Het woord veranderlijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ veranderlijkheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Hans Goslinga 18-12-10 Cohen kan met nieuwe doorbraak succes boeken
- ↑ HP de Tijd 10/07 | 2009 Wir Touristen vom Bahnhof Zoo