Naar inhoud springen

vakna

Uit WikiWoordenboek

vakna

  1. ontwaken, wakker worden


stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
vakna vaknaði vöknuðum vaknað
volledig

vakna

  1. ontwaken, wakker worden



  • vak·na
Naar frequentie zeldzaam

vakna

  1. verleden tijd van vakne
  2. voltooid deelwoord van vakne


  • vak·na
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord vakna

vakna

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast vakne, zie aldaar

vakna

  1. verleden tijd van vakna
  2. voltooid deelwoord van vakna

vakna

  1. gebiedende wijs van vakna
  • vakna opp

vakna

  1. verleden tijd van vakne
  2. voltooid deelwoord van vakne

vakna

  1. gebiedende wijs van vakne
  • vakna opp
  • vakna opp


stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
vakna
vaknade
vaknande
volledig

vakna

  1. ontwaken, wakker worden