vakantiehuis
Uiterlijk
- va·kan·tie·huis
- samenstelling van vakantie en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiehuis | vakantiehuizen |
verkleinwoord | vakantiehuisje | vakantiehuisjes |
het vakantiehuis o
- vakantieverblijf
- Sommige mensen hebben een vakantiehuisje als tweede woning, maar je kunt ze ook huren, of er zelfs je permanente woonplaats van maken.
- Bij een vakantiehuisje is de locatie van de woning meestal belangrijker dan de kwaliteit van de woning zelf.
- ▸ De brand ontstond bij het dorp Bordezac, bijna 100 kilometer ten noorden van Montpellier en de Middellandse Zee. Ongeveer honderd mensen moesten worden geëvacueerd en zijn ondergebracht in vakantiehuisjes en restaurants. Mensen in het zuiden van Frankrijk worden opgeroepen dit weekend voorzichtig te doen, omdat het risico op branden hoog blijft.[1]
- Het woord vakantiehuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vakantiehuis" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Zeer grote bosbrand in Frankrijk onder controle, 650 hectare nog in brand” (09 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be