uitgeteld
Uiterlijk
- uit·ge·teld
- vervoeging van uittellen: voltooid deelwoord, op te vatten als samenstelling van uit bw en geteld ww
vervoeging van: | uittellen… |
verbogen vorm: | uitgetelde |
uitgeteld
- voltooid deelwoord van uittellen
stellend | |
---|---|
onverbogen | uitgeteld |
verbogen | uitgetelde |
uitgeteld
- van een vrouw dat ze zwanger is
- Voor u ligt het laatste loodje. Ik ben uitgeteld, afgemat, opgeblazen en voor een week of zes even helemaal uitgeschreven. Reden: ik ben zwanger, en op het moment van schrijven - dank voor de felicitaties - heb ik nog precies tien dagen op de teller.[1]
- helemaal uitgeput en tot niets meer in staat
- ↑ Volkskrant Eva Hoeke 25 maart 2017
- Het woord uitgeteld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitgeteld" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be