tripzool
Uiterlijk
- trip·zool
- samenstelling van trip en zool
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tripzool | tripzolen |
verkleinwoord | tripzooltje | tripzooltjes |
- verdubbeling van het vlakke deel van een schoenzool
- Het woord 'tripzool' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.