torisch
Uiterlijk
- to·risch
stellend | |
---|---|
onverbogen | torisch |
verbogen | torische |
torisch
- (wiskunde), (optica) op een torus betrekking hebbend
- Er wordt in de hedendaagse optica regelmatig met torische lenzen gewerkt.
- Het woord 'torisch' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "torisch" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ torisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -isch in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Optica in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 41 %
- Prevalentie Vlaanderen 32 %