tolwezen
Uiterlijk
- tol·we·zen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tolwezen | |
verkleinwoord |
het tolwezen o
- overheidsdienst die tol heft
- In geen geval is het Belgische belastingsysteem geïnspireerd door christelijke principes. Als ik iemand iets te veel heb afgenomen, geef ik het hem vierdubbel terug, belooft 'een zekere Zacheüs, hoofdambtenaar bij het tolwezen in het Nieuwe Testament (Lucas 19, 1-10). [2]
- Het woord tolwezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tolwezen" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 17/06/2000 door Stefaan Michielsen STAND VAN ZAKEN. Winnaars
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be