toeneming
Uiterlijk
- toe·ne·ming
- Naamwoord van handeling van toenemen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toeneming | toenemingen |
verkleinwoord |
de toeneming v
- het meer worden van iets, het groeien van iets
- Van het door Ellen Key aanbevolen socialisme, van het nieuwe evangelie van haat en jaloerschheid is geen heil voor ons geslacht te verwachten. De prediking er van gaat gepaard met ondermijning van het geloof aan een eeuwige zon der gerechtigheid, met verslapping en losmaking van alle banden, met een schrikbarende, een ontzettende toeneming der criminaliteit, vooral onder de jonge menschen, zoodat men vraagt, wat van dat alles het einde moet zijn.[2]
- Het woord toeneming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Onze Eeuw. Jaargang 8(1908)– [tijdschrift] Onze Eeuw Ellen Key Door Prof. Jhr. B.H.C.K. van der Wyck. [1]