supervisant
Uiterlijk
- Geluid: supervisant (hulp, bestand)
- IPA: /ˌsypərviˈzɑnt/
- su·per·vi·sant
- van superviseren met het achtervoegsel -ant; in afwijking van het Frans wordt de uitgang -ant hier niet gebruikt om de handelende persoon aan te duiden, maar de persoon die de handeling ondergaat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | supervisant | supervisanten |
verkleinwoord | supervisantje | supervisantjes |
de supervisant m
- iemand die begeleiding krijgt van een meer deskundige (supervisor)
- Tegelijkertijd verwacht hij, dat de supervisant iets minder dan een dag per week kwijt is aan zaken als het schrijven van verslagen, het reizen naar en het praten met zijn supervisor. [1]
1.
- Het woord supervisant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "Pleidooi in proefschrift voor supervisie Beginnende leraar niet helemaal „loslaten"" in: Leeuwarder Courant jrg. 228 nr. 208 (8 september 1980); p. 10 kol. 4; geraadpleegd 2016-05-16