Naar inhoud springen

succes

Uit WikiWoordenboek
  • suc·ces
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘welslagen’ voor het eerst aangetroffen in 1690 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord succes successen
verkleinwoord succesje succesjes

het succeso

  1. gewenste resultaat van een opzet
    • Wikipedia is een doorslaand succes geworden. 
     Tijdens mijn studietijd was ik wel eens een lang weekend in mijn eentje naar Schiermonnikoog geweest, maar dat was geen onverdeeld succes geweest.[3]
  • succes boeken

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als tussenwerpsel

succes!

  1. wens om uit te drukken dat je hoopt dat de aangesprokene zijn doel gaat bereiken
    • Ik ga nu weg, want ik heb zo een proefwerk.
      Ja, dan moet je nu wel gaan. Succes! Ik zie je vanavond weer.
       
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]