steler

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  steler    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ste·ler

Woordherkomst en -opbouw

• naamwoord van handeling van stelen met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	steler	stelers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de steler m

1. iemand die anderen iets afneemt

   ▸ 162 kilometer later bleek het koersverloop heel anders. Met dank aan de steler van de show, Peter Sagan. Samen met teamgenoot Maciej Bodnar en Chris Froome en Geraint Thomas ging de Slowaak er 15 kilometer voor de finish vandoor.

   ▸ Er is de politie veel aan gelegen om helers uit te roeien. Zonder heler immers geen steler. En daarom is er het landelijke opkopersregister dat is gekoppeld aan een databank met alle gestolen goederen.

   ▸ De lui die enkele jaren geleden kaas stalen uit een pakhuis in de buurt van Zwolle keken vreemd op toen ze voor de rechter werden veroordeeld voor witwassen. Ze hadden geen waspoeder maar echte kaas gestolen, en die hadden ze ook nog eens doorverkocht. Zowel de heler als de steler was de klos. Door de kaas, die uit misdrijf afkomstig was, in bezit te hebben en te verhandelen voldeden ze exact aan het strafbare feit witwassen.

Synoniemen

• dief, rover, jatter, gapper, jatmoos, pikker

Uitdrukkingen en gezegden

• de heler is zo goed als de steler

een heler is net zo verantwoordelijk voor een roof als de dief zelf

Vertalingen

    1. iemand die anderen iets afneemt   

Engels: thief (en)

Gangbaarheid

• Het woord steler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "steler" herkend door:

81 %	van de Nederlanders;
71 %	van de Vlamingen.