Naar inhoud springen

steenrijk

Uit WikiWoordenboek
  • steen·rijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen steenrijk steenrijker steenrijkst
verbogen steenrijke steenrijkere steenrijkste
partitief steenrijks steenrijkers -

steenrijk

  1. heel erg rijk
     't Was moeder Hertha zelf, wier macht,
    Voor eeuwen tijds, de rijke schatten,
    Die 't steenrijk Drenthe mocht bevatten,
    In Wirons woud had saêmvergaêrd.
    [1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink Weblink bron
    Jacob van Lennep
    Adegild. Vijfde zang in: Poëtische werken. Deel 1 en 2., Deel 2. Nederlandsche legenden (1859), M. Wijt & Zonen, Rotterdam, p. 235 op www.dbnl.org op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be