sporttoerisme
Uiterlijk
- Geluid: sporttoerisme (hulp, bestand)
- IPA: / ˈspɔrtuˌrɪsmə / (4 lettergrepen)
- sport·toe·ris·me
- samenstelling van sport zn en toerisme zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sporttoerisme | - |
verkleinwoord | - | - |
het sporttoerisme o
- reizen gemaakt om een sport te beoefenen of om bepaalde sportverrichtingen bij te wonen
- De noordelijke provincies profiteren momenteel vooral van het zogenaamde Scandinavische sporttoerisme: Zweedse sportclubs trainen in Noord-Nederland als hun eigen velden nog bevroren zijn. [1]
- Bij kunst staat het product centraal, bij sport de consumptie." Over een mogelijke verdwazing van het supporterdom en het sporttoerisme wenst Beckers zich geen zorgen te maken. [2]
- (verouderd) tijdverdrijf bestaand uit het maken van plezierritjes met een fiets of een motorvoertuig
- Het woord 'sporttoerisme' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Meier, H.J."Scandinavische toerist ontdekt Noord-Nederland: De Vikingen komen!" in: Nieuwsblad van het Noorden jrg. 103 nr. 181 (3 augustus 1990); p. 19 kol. 1; geraadpleegd 2019-12-04
- ↑ Holland, G. van"'Een weekend onderdompelen in zo'n evenement, daar kan geen televisie tegenop': Sport als communicatiemiddel kruipolie in sociaal verkeer" in: NRC Handelsblad jrg. 23 nr. 156 (3 april 1993); p. 11 kol. 8; geraadpleegd 2019-12-04
- ↑ Grood, R. de"De Engelsman loopt verward maar vol begrip rond" in: Zeeuwsch Dagblad jrg. 14 nr. 4144 (25 oktober 1958); p. 8 kol. 3; geraadpleegd 2019-12-04
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal