Naar inhoud springen

snuif

Uit WikiWoordenboek
  • snuif
enkelvoud meervoud
naamwoord snuif snuiven
verkleinwoord snuifje snuifjes

de snuifm

  1. fijngemalen tabak om op te snuiven
  2. kleine hoeveelheid
vervoeging van
snuiven

snuif

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snuiven
    • Ik snuif. 
  2. gebiedende wijs van snuiven
    • Snuif! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snuiven
    • Snuif je? 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]