snuif
Uiterlijk
- snuif
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snuif | snuiven |
verkleinwoord | snuifje | snuifjes |
de snuif m
- fijngemalen tabak om op te snuiven
- kleine hoeveelheid
vervoeging van |
---|
snuiven |
snuif
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snuiven
- Ik snuif.
- gebiedende wijs van snuiven
- Snuif!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snuiven
- Snuif je?
- Het woord snuif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snuif" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ snuif op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be