smullen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  smullen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• smul·len

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘met welbehagen eten’ voor het eerst aangetroffen in 1501

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
smullen	smulde	gesmuld
zwak -d	volledig

Werkwoord

smullen

1. inergatief genietend eten

   • Er werd gesmuld van dat heerlijke eten. 

2. inergatief zeer genieten van iets

   • Ik heb zitten smullen van die opmerking. 

Verwante begrippen

• smikkelen

Hyponiemen

• opsmullen, versmullen

Afgeleide begrippen

• smulpaap, smulpartij, smulrol

Vertalingen

    1. genietend eten   

Duits: schnabulieren (de), schmausen (de), schlemmen (de)

Zelfstandig naamwoord

de smullen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord smul

Gangbaarheid

• Het woord smullen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smullen" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.