slump
Uiterlijk
- slump
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slump | slumps |
verkleinwoord | - | - |
de slump m
- (sport) periode met een reeks tegenvallende resultaten
- Schuijers schaart de dip van Feyenoord onder het begrip slump, in de sportpsychologie een synoniem voor een dip. Kan een keer gebeuren, zoals onlangs in de Super Bowl met quarterback Cam Newton van de verliezende Carolina Panthers. De man die tot beste speler van het jaar was uitgeroepen, werd op het moment suprême geconfronteerd met een slump, een vormcrisis. [2]
- (economie) periode waarin de omzet en de winst dalen of op een laag nivau blijven
- Het is was al geen geheim dat de enorme Heidelberg-drukpersen, die BT traditioneel in Europa verkoopt, de laatste jaren minder goed draaien. De slump in de grafische industrie is daar een voorname oorzaak van. [3]
- (effectenhandel) langere periode waarin koersen dalen of laag blijven
- Met een andere Aziatische effectenbeurs zat het in dezelfde tijd ook niet lekker, hoewel het verlies daar tot nu toe 'slechts' 45 procent heeft bedragen: die van Tokio. (…) Met de economie van Japan gaat het nog steeds gesmeerd. (…) Nieuws over Irak, de olieprijs, het budgettekort, de recessie, de inflatie, de slump in Tokio en het dumpen van bank-aandelen door institutionele beleggers is nog van dien aard, dat de baisse aan de touwtjes blijft trekken. [4]
- Het woord slump staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slump" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ slump op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stouwdam, H.Misschien is ’t wel domme pech (16 februari 2016) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-07-30
- ↑ "Ahrend blijft blok aan been van Bührmann" in: NRC Handelsblad jrg. 23 nr. 49 (26 november 1992); p. 18 kol. 1; geraadpleegd 2019-07-30
- ↑ Lagendijk, C.J."Kijk op de beurs. Tokio zelfs nu nog niet op z'n dieptepunt" in: Het Parool jrg. 50 nr. 13991 (29 september 1990); p. 13 kol 1-4; geraadpleegd 2019-07-30
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Wellicht van Scandinavische herkomst, precieze herkomst onduidelijk. Cognaat met Noors/Deens slumpe, Zweeds slumpa, Duits schlumpen, Nederlands slompen.[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to slump |
he/she/it | slumps |
verleden tijd | slumped |
voltooid deelwoord |
slumped |
onvoltooid deelwoord |
slumping |
gebiedende wijs | slump |
slump
- onovergankelijk ineenstorten, instorten, (hevig) in elkaar storten/zakken
- onovergankelijk neerstorten
- onovergankelijk neerzakken, neerzijgen (op een bank e.d.)
- onovergankelijk afnemen, minder worden (in activiteit e.d.)
- overgankelijk doen afnemen
- overgankelijk (op slordige wijze) bij elkaar gooien, lukraak op een hoop gooien
enkelvoud | meervoud |
---|---|
slump | slumps |
slump
- afname
- ineenstorting, instorting inzinking
- (gewestelijk) veenachtig gebied
- slump
Naar frequentie | 5078 |
---|
slump
- av en slump
at random, bij toeval, toevallig
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Effectenhandel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 28 %
- Prevalentie Vlaanderen 28 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 5
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds