slijmerig
Uiterlijk
- slij·me·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | slijmerig | slijmeriger | slijmerigst |
verbogen | slijmerige | slijmerigere | slijmerigste |
partitief | slijmerigs | slijmerigers | - |
slijmerig
- bedekt of besmeurd met slijm
- Hij veegde zijn slijmerige handen af aan een paar vodden.
- overdrachtelijk overdreven vriendelijk of vleiend
- Die slijmerige vent komt er bij mij niet meer in.
- Het woord slijmerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slijmerig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be