slamde
Uiterlijk
- slam·de
vervoeging van |
---|
slammen |
slamde
- enkelvoud verleden tijd van slammen
- Ik slamde.
- Jij slamde.
- Hij, zij, het slamde.
- Ik slamde.
- Het woord slamde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
slammen |
slamde