sijperen
Uiterlijk
- sij·pe·ren
- frequentatief gevormd uit sijpen met het achtervoegsel -er
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sijperen |
sijperde |
gesijperd |
zwak -d | volledig |
sijperen
- ergatief van vloeistoffen geleidelijk doordringen, langzaam vloeien
- Doordat een dakpan scheef lag. sijperde het regenwater naar binnen.
- Het woord 'sijperen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Frequentatief in het Nederlands
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal