scherpheid
Uiterlijk
- Geluid: scherpheid (hulp, bestand)
- scherp·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scherpheid | scherpheden |
verkleinwoord |
de scherpheid v
- de eigenschap hebbende scherp te zijn
- De slager testte de scherpheid van zijn messen.
- (figuurlijk) (te) snel van geest en tong, (te) duidelijk, zonder nuance
- Bovendien hoort bij satire ook scherpheid, niet alleen in stijl maar ook in plot, en die ontbreekt. [2]
- [1] scherpte
- [2] ad rem, duidelijkheid, pikanterie, bitterheid, snelheid, wrangheid, helderheid, klaarheid, evidetie, felheid, scherpzinnigheid, schranderheid, schrilheid, puntigheid
- [1] stompheid
- [2] vaagheid, genuanceerdheid
- Het woord scherpheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Toef Jaeger 1 februari 2013