rouwdouwen
Uiterlijk
- Geluid: rouwdouwen (hulp, bestand)
- rouw·dou·wen
- samenstelling van rouw bn "ruw" en douwen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rouwdouwen |
rouwdouwde |
gerouwdouwd |
zwak -d | volledig |
rouwdouwen
- onovergankelijk op lompe wijze te werk gaan
- ▸ Als jonge mensen op school nooit eens mogen lachen en het wordt een gevangenis vol verveling en slavenwerk, dan zullen ze in de pauze hun tekort inhalen met rouwdouwen.[1]
de rouwdouwen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord rouwdouw
- Het woord rouwdouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Ad. J. Koekkoek“Moderne kunst en christelijke verantwoordelijkheid” (1 april 1994), Digibron
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal