Naar inhoud springen

rimmen

Uit WikiWoordenboek
rimmen
  • rim·men

rimmen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rimmen
rimde
gerimd
zwak -d volledig
  1. in een kring leggen van turven
  2. (seksualiteit) de anus van de partner likken met de tong
54 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[2]