rijwiel
Uiterlijk
- rij·wiel
- In de betekenis van ‘fiets’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1869 [1]
- Voorgesteld door de letterkundige Alfred Buijs [2], ter vervanging van de Franse benaming vélocipède, in een ingezonden brief, zie vindplaats hieronder.
- samenstelling van rij ww en wiel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijwiel | rijwielen |
verkleinwoord | rijwieltje | rijwieltjes |
- (formeel) (verkeer) fiets
- ▸ al behoort hij dan ook niet tot de officiëele of "Koningsgeleerden" (zou van Vloten zeggen), geoorloofd is, op dit gebied zijne stem te doen hooren, zijn gevoelen kenbaar te maken, dan zou hij, door de wet der analogie geleid, het voorwerp waar ditmaal sprake van is, den velocipède namentlijk , het liefst met den naam van rijwiel bestempelen, een woord dat al aanstonds aanleiding geeft tot het vormen van 't werkwoord wielrijden en het naamwoord wielrijder. Ja, ik voor mij vind het woord rijwiel het geschiktste en gemakkelijkste woord. Ook het meest Hollandsche woord. Zoo zegt men immers ook rijtuig, rijpaard en wat dies meer zij, terwijl de door ons gevormde woorden, wielrijden en wielrijder, in overeenstemming zijn met de zamengestelde woorden paardrijden en paardrijder, schaatsenrijden en schaatsenrijder, en dergelijke zamenstellingen meer.[4]
- Het woord rijwiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijwiel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rijwiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rijwiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Alfred BuijsIngezonden Stukken. Iets over Neologisme (september 1869) in: Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad, algemeen advertentie-blad, Utrecht (12 september 1869), p. 3, kol. 3.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Formeel in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %