regir
Uiterlijk
- re·gir
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
regir |
regía |
regido / recto |
volledig |
regir
- onovergankelijk gelden
- goed werken
- overgankelijk regeren, besturen
- leiden
- regelen
- [4] mandar
- [5] reglamentar
- regir in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española