Naar inhoud springen

raderen

Uit WikiWoordenboek

(klemtoonhomogram)

  • ra·de·ren

de ráderenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rad
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
raderen
radeerde
geradeerd
zwak -d volledig

radéren

  1. met een raderwieltje een patroon overnemen op patroonpapier
  2. met een etsnaald een tekening krassen op een geverniste koperen plaat
  3. potlood of inktlijnen, vlekken enz. van het papier afschrapen
86 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be