prikkelen
Uiterlijk
- prik·ke·len
- Ontwikkeld uit Middelnederlands prickelen, in de betekenis van ‘prikken, aansporen’ voor het eerst aangetroffen in 1401. [1] [2]
- Omdat Middelnederlands pricken ook bestaat, is Middelnederlands prickelen eerder op te vatten als frequentatief gevormd uit prikken met het achtervoegsel -el dan als afleiding van prikkel met de uitgang -en dat de onbepaalde wijs van een werkwoord vormt
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
prikkelen |
prikkelde |
geprikkeld |
zwak -d | volledig |
prikkelen overgankelijk
- (herhaaldelijk) prikken
- (figuurlijk) aansporen, aanzetten
- De steeds hogere huur prikkelde hem om te verhuizen.
- ▸ Met een openhartigheid, die ons den wijsgeer recht lief doet krijgen, heeft Godwin zelf erkend - en wel voor de eigen wereld van zijn tijdgenooten (een openheid, die ons de bekentenissen van John Stuart Mill over de tekortkomingen van zijn geest te binnen brengt), dat hij zich steeds ontmoedigd gevoelde, wanneer hij aan zijn werk dacht, hoezeer hij ook door ambitie geprikkeld werd, om zich op geestelijk gebied te onderscheiden.[3]
- (figuurlijk) ergeren, ergernis opwekken
- ▸ Toen het boek op 10 november 1887 geheel was afgedrukt, ontving Van Deyssel andermaal ƒ 175,-. De uitgever, die nu reeds circa ƒ 1150,- in deze onderneming had geïnvesteerd, legde Van Deyssels verzoek om Een Liefde in de Sinterklaasaanbieding onder te brengen, geprikkeld naast zich neer.[4]
- (medisch) irriteren
- ▸ De spys dan in de maag gekomen zynde, is zonder ooit daar in te vertoeven, uyt de zelve onverteert, als uyt een zak, in de darmen gevallen; terwyl het nooit verteerde vocht van de maag altydt deszelfs vezelen prikkelde.[4]
- (figuurlijk) (eufemisme) in de zinnen ~: seksueel opwinden
- ▸ In Rome wordt zooveel geschreven en voorgelezen, zelfs door oude lieden, en wel vooral dingen, die de hartstochten opwekken en de zinnen prikkelen.[5]
- Nederduits: preckeln, prickeln
- Duits: (medisch) prickeln, via het Nederduits
1. (herhaaldelijk) prikken
2. aanzetten, aansporen
3. ergeren
4. (medisch) irriteren
5. (seksueel) opwinden
de prikkelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord prikkel
- Het woord prikkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prikkelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ prikkelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "prikkelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Shelley. (4 Aug. 1792-8 Juli 1822.) in: De Gids , ZES EN VIJFTIGSTE JAARGANG. Vierde Serie. TIENDE JAARGANG. (1892), P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, p. 485 op dbnl.org
- ↑ 4,0 4,1 Weblink bron Fredericus Ruysch“Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken” (1744), Janssoons van Waesberge, Amsterdam, p. 82 op dbnl.org
- ↑ Weblink bron Dr. D. BurgerPersius in: Vaderlandsche Letteroefeningen , HONDERD VEERTIENDE JAARGANG. EERSTE DEEL. (1874), Joh. Noman en zoon, Zalt-Bommel, p. 662 op dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Frequentatief in het Nederlands
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Eufemisme in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %