poter
Uiterlijk
- po·ter
poter [2]
- Naamwoord van handeling van poten met het achtervoegsel -er [4][5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poter | poters |
verkleinwoord | potertje | potertjes |
de poter m
- (landbouw) iemand die poot
- (gereedschap) werktuig waarmee men kan poten
- pootaardappel
- Het woord poter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poter" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ poter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- po·ter
Naar frequentie | 36841 |
---|
poter
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van pote
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Landbouw in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 69 %
- Prevalentie Vlaanderen 56 %
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 5
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Noors