Naar inhoud springen

pod

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
pod pods

pod

  1. peul, dop
  2. cocon
  3. eierkoker
  4. fuik
  5. gondel


  • pod
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *podъ

pod

  1. (pod instrumentalis)(verouderd) onder; op een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide
  2. (pod accusatief)(verouderd) onder; naar een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide


  • pod
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *podъ

pod

  1. (pod instrumentalis) onder; op een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide
  2. (pod accusatief) onder; naar een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide
  3. (pod accusatief) tegen
    «Nie płyń pod prąd!»
    Zwem niet tegen de stroom in!


  • IPA: /pɔt/, /pɔd/
  • pod
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *podъ

pod

  1. (pod instrumentalis) onder; op een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide
  2. (pod accusatief) onder; naar een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide
  3. (pod accusatief / instrumentalis) onder; een verband uitdrukkend een werkwoord, ondergeschiktheid of verbondenheid
  4. (pod accusatief) onder; minder dan
  1. nad
  2. nad
  3. nad, cez, viac ako


  • pod
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *podъ

pod accusatief

  1. onder; naar een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide
    «Lžička spadla pod stůl.»
    De lepel is onder de tafel gevallen.
  2. onder; een verband uitdrukkend een werkwoord, ondergeschiktheid of verbondenheid
    «Tohle rozhodně nespadá pod moji kompetenci.»
    Dit valt zeker niet onder mijn competentie.
  3. onder; minder dan
    «Neprodá chalupu pod sto tisíc.»
    Hij verkoopt het buitenhuisje niet onder de honderd duizend.
  1. méně než
  1. nad, nade
  2. nad, nade, přes, více než

pod instrumentalis

  1. onder; op een plaats die lager gelegen is dan het aangeduide
    «Lžička leží pod stolem.»
    De lepel ligt onder de tafel.
  2. onder; een verband uitdrukkend een werkwoord, ondergeschiktheid of verbondenheid
    «On byl pod vlivem alkoholu.»
    Hij was onder invloed van alcohol.
  1. nad, nade
  • pod sebou – onder elkaar
  • pod tím – daaronder