plint
Uiterlijk
- plint
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voetlijst’ voor het eerst aangetroffen in 1621 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plint | plinten |
verkleinwoord | plintje | plintjes |
- een op vloerhoogte tegen een wand aangebrachte lijst, die de overgang tussen vloer en wand moet vormen
- Door de plint blijft de muur schoon bij het dweilen
- het geld klotst tegen de plinten omhoog
- als je veel geld te besteden hebt
- Het woord plint staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plint" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "plint" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be