pleeboy
Uiterlijk
- plee·boy
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pleeboy | pleeboys |
verkleinwoord |
de pleeboy m
- (schertsend) toiletdeskundige
- ▸ Dick van Zomeren glimlacht om de bijnaam die hij de afgelopen jaren verwierf: pleeboy. Hoe gaan die dingen. Toen hij, als hoofdredacteur van Service Management -vakblad voor de schoonmaaksector- in 1985 zijn eerste toiletonderzoek deed, schrok hij van de hoeveelheid publiciteit die de uitkomst genereerde.[3]
- (schertsend) houder voor toiletrollen
- Het woord pleeboy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pleeboy" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ pleeboy op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Niek Sterk“TOILETVERDRIET” (26-01-2007), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be